Paragrafen

Paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing

Om de risico's van Gemeente Fryske Marren in kaart te brengen is in samenwerking met de teams een risicoprofiel opgesteld. In het onderstaande overzicht wordt echter alleen het aantal risico's gepresenteerd met de hoogste bijdrage aan de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit met een maximum van 20.

bedrag x € 1.000

Tabel 1: Belangrijkste financiële risico's

Risico-nummer

Nieuw

Risico

Kans

Maximaal financieel gevolg

Invloed

R114

1.

Omgevingswet

90%

700

5.46%

R76

Onvoldoende budget om bestaande ondersteuningsvragen te realiseren. Ambitieniveau sluit niet aan bij financiële mogelijkheden.

50%

1.000

4.35%

R112

2.

Integrale Veiligheid

50%

1.000

4.35%

R98

Geen stroomlevering

50%

1.000

4.33%

R118

3.

Abonnementstarief

90%

500

3.92%

R128

4.

Stijgende grondstofprijzen onderwijshuisvesting

90%

500

3.91%

R72

AB-besluiten met grote financiële gevolgen (openeinde regeling) vooraf

100%

400

3.48%

R122

5.

Uitstellen investeringen onderwijshuisvesting

50%

750

3.26%

R127

6.

BTW compensatiefonds

70%

500

3.04%

R104

Rampen en crisis (GRIP 4). We zitten nu uitzonderlijk lang in een Grip 4 crisis (corona). Kans op een nieuwe pandemie is komende jaren verhoogd.

10%

3.500

3.03%

R117

7.

Empatec

50%

600

2.62%

R96

Onvoldoende kavels verkopen (behoefte bedrijventerreinen)

30%

1.000

2.60%

R88

Onvoldoende kavels verkopen (prijsstelling marktconform)

30%

1.000

2.59%

R75

Toename en toekennen van dure maatwerkvoorzieningen

50%

500

2.18%

R120

8.

Woonplaatsbeginsel Jeugd

50%

500

2.17%

R74

Transformatie (nieuwe inkoop) loopt, onzekerheid met betrekking tot de budgetten blijven. Invoering van resultaatsfinanciering

50%

500

2.16%

R82

Onvoldoende afzet van kavels (behoefte Broek Zuid)

10%

2.000

1.75%

R79

Onvoldoende afzet van kavels (prijsstelling marktconform)

10%

2.000

1.75%

R105

Rampen en crisis (GRIP 3) (gemeentegrens overschrijdend)

10%

2.000

1.72%

R40

9.

Dataverlies, dataconsistentie & gebrek vertrouwen

70%

250

1.52%

De totale maximale financiële omvang van de TOP 20 aan risico’s is ongeveer € 20,5 miljoen. De TOP 20 aan risico’s bepaalt voor ongeveer 45% het totale benodigde weerstandsvermogen.  

Op basis van de ingevoerde risico's is een risicosimulatie uitgevoerd. De risicosimulatie wordt toegepast omdat het reserveren van het maximale bedrag ongewenst is. De risico's zullen immers niet allemaal tegelijk en in hun maximale omvang optreden. Onderstaande figuur en de bijhorende tabel tonen de resultaten van de risicosimulatie.

Tabel 2: Benodigde weerstandscapaciteit bij verschillende zekerheidspercentages

Percentage

Bedrag

5%

€ 3.943.434

10%

€ 4.342.353

15%

€ 4.627.237

20%

€ 4.855.035

25%

€ 5.057.684

30%

€ 5.244.768

35%

€ 5.424.000

40%

€ 5.592.794

45%

€ 5.764.403

50%

€ 5.938.695

55%

€ 6.117.168

60%

€ 6.300.349

65%

€ 6.495.802

70%

€ 6.710.309

75%

€ 6.947.686

80%

€ 7.221.259

85%

€ 7.552.788

90%

€ 7.996.489

95%

€ 8.698.490

Uit de grafiek en de bijbehorende tabel volgt dat 90% zeker is dat alle risico's kunnen worden afgedekt met een bedrag van afgerond € 8.000.000 (benodigde weerstandscapaciteit). De belangrijkste afwijkingen t.o.v. de jaarrekening 2020 betreffen vrijval van rijksmiddelen jeugdzorg, deels vrijval van rampen en crisis (GRIP 4) en rampen en crisis (GRIP 3) en het toevoegen van de risico’s integrale veiligheid, omgevingswet, Empatec, onderwijshuisvesting, woonplaatsbeginsel jeugd, WMO abonnementstarief, BTW compensatiefonds en continuïteit van digitale infrastructuur/Informatieveiligheid en toegangspassen.

Risico’s (deels) geschrapt t.o.v. berekening weerstandsvermogen in jaarrekening 2020

Rijksmiddelen jeugdzorg
Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft eind juni de verdeelwijze gepubliceerd van de € 1,3 miljard extra beschikbaar gestelde middelen vanwege de tekorten in de jeugdzorg. Het bedrag komt boven op de € 300 miljoen die eerder al in de septembercirculaire 2020 is verstrekt. Dit is een uitwerking van een kabinetsbesluit en een uitspraak van de Commissie van Wijzen over de structurele financiering van de jeugdzorg. Er is na deze uitspraak voldoende zekerheid dat gemeenten deze extra financiële middelen ontvangen en het risico kan daarmee vervallen.

Rampen en crisis (GRIP 4) en (GRIP 3).
Deze risico’s zijn ten opzichte van de vorige inventarisatie naar beneden bijgesteld maar niet geschrapt uit de lijst met risico’s. We zien dat het beeld van de corona-besmettingen namelijk sterk fluctueert ook door nieuwe varianten. Het bedrag voor GRIP 4 is nu gebaseerd op de helft van de werkelijke coronakosten in het afgelopen jaar inclusief de compensatieregelingen die hierop in mindering gebracht. Naast een (nieuwe) pandemie, neemt ook het risico op een ernstige landelijke of regionale crisis als gevolg van klimaatverandering toe door de gevolgen extreem weer. Te denken valt aan natuurbranden, overstromingen en maatschappelijke ontwrichting door stormschade.  

Risico’s (deels) toegevoegd t.o.v. berekening weerstandsvermogen in jaarrekening 2020

  1. Omgevingswet

Onzekerheid invoeringsdatum
Er zijn vorig jaar en dit jaar al substantieel meer aanvragen ingediend. Dit heeft te maken door de Corona pandemie maar ook door de komst van de Omgevingswet. Veel collega’s van VTH draaien onder deze omstandigheden mee in diverse projecten van de Omgevingswet. Hierdoor is budget nodig om de extra aanvragen binnen de wettelijk gestelde termijnen te behandelen en om de uren in te vullen die collega's inzetten in projecten. Er zal meer dienstverlening van ons worden verwacht, taken zullen veranderen. Dat kost tijd om op een andere manier te gaan werken. Opleiding is nodig (loopt al) en er zal een stukje in-efficiency aanwezig zijn. De invoeringsdatum van 1 juli blijft onzeker, verwacht wordt 1-1-2023.

Vanuit het Rijk is compensatie voor de invoeringskosten een voorstel gemaakt van 150 miljoen euro. Daar is echter nog geen consensus over met alle partijen.

Wet kwaliteitsborging
De invoering van deze wet zorgt ervoor dat het bouwkundige toetsing en toezicht anders wordt georganiseerd richting de markt; van meer inhoudelijk naar procesmatig werken. In de leges voor omgevingsvergunningen zit een deel verdisconteerd dat toegeschreven kan worden aan het bouwbesluit, namelijk 10%. De rest van de leges is toe te schrijven aan ruimtelijke toets en procedures en administratie.
Het gaat om bouwwerken met een zogenaamde gevolgklasse 1. En dat zijn de reguliere aanvragen zoals grote uitbouwen, (recreatie)woningen en bedrijfsgebouwen met kantoorruimte dat is 85% van de aanvragen. De invoering van de wet zal daarmee zorgen voor een inkomstenderving van de leges.

Omgevingswet: meer vooroverleggen
De bouwleges zijn voor het overgrote deel toe te schrijven aan de ruimtelijke toets en procedures. De Omgevingswet zal er voor zorgen dat bestemmingsplannen omgezet worden in omgevingsplannen. Daarmee zullen er meer vooroverleggen komen, al dan niet in de vorm van omgevingstafels.
De nadruk van de vergunningverlening gaat naar meer liggen op procesbegeleiding op ruimtelijk vlak. Dat betekent een verschuiving van de opbouw van de legesopbrengsten. We ramen dat dit een verhoging van de legesopbrengsten van 10% zal zijn.

  1. Integrale veiligheid

Het vertrouwen in de overheid staat onder druk. We zien aan de ene kant escalatie en toenemend geweld en aan de andere kant een sterke roep om tijdig en krachtig overheidsingrijpen. Met name actuele thema’s als de maatregelen rond corona, klimaat, discriminatie en vluchtelingen leiden tot een verdere polarisatie van de samenleving. Op gemeenteniveau uit zich dat in een toenemende behoefte aan informatie, toezicht, overleg/afstemming, samenwerking en optreden tegen overtredingen.  Door de eerder geschetste maatschappelijke ontwikkelingen is er een toenemende behoefte aan handhaving, toezicht, communicatie en inzet van juridische instrumenten.  De sterke polarisatie in de samenleving vergroot de kans op excessen: demonstraties die uit de hand lopen, vernielingen/vandalisme, bedreiging van overheidsmedewerkers en zelfs het gebruik van geweld. De maatschappelijke ontwikkelingen betekenen een (meer dan) reëel risico voor de gemeente.       

  1. WMO abonnementstarief

Voor WMO-voorzieningen als huishoudelijke hulp, woningaanpassingen en hulpmiddelen wordt een eigen bijdrage gerekend. Tot 2019 was deze bijdrage inkomensafhankelijk, tegenwoordig geldt voor iedereen één vast bedrag: het abonnementstarief. Sinds de invoering van het abonnementstarief zien de meeste gemeenten een sterke toename in WMO-aanvragen, vooral onder inwoners die eerder vanwege hun inkomen een hogere eigen bijdrage moesten leveren. De compensatie vanuit het Rijk is bij lange na niet voldoende, maar zicht op meer geld is er niet. Dat terwijl het probleem politiek bekend is en de meeste partijen van het abonnementstarief af willen. De VNG roept gemeenten inmiddels op de grenzen van de wet op te zoeken. Wij schatten de kans dat dit risico zich voordoet daarom als zeer hoog in.

  1. Stijgende grondstofprijzen onderwijshuisvesting

Door sterk stijgende grondstofprijzen sluiten de normbedragen voor onderwijshuisvesting en de feitelijke kosten onvoldoende op elkaar aan. Hierdoor kunnen aanbestedingen niet nagekomen worden en/of kosten de onderwijshuisvestingsprojecten meer geld. Het gevolg is: toenemende/stijgende kosten en overschrijdende budgetten, projecten kunnen niet uitgevoerd worden of projecten lopen vertraging op. Uiteindelijk staat de wettelijke taak om te voorzien in voldoende en adequate onderwijshuisvesting onder druk. Er wordt de komende jaren miljoenen geïnvesteerd in schoolgebouwen. De stijgende grondstofprijzen hebben effect op het totale investeringsbedrag en werken nog jaren door in de kapitaalslasten.

  1. Weinig tot geen financiële ruimte onderwijshuisvesting

De komende jaren worden veel investeringen in onderwijshuisvesting verwacht. Dit legt een groot beslag op de gemeentebegroting. Mogelijk moet de raad hier keuzes in maken en kan er minder/geen geld ter beschikking gesteld worden waardoor investeringen in onderwijs uitgesteld moeten worden. Het gevolg is dat er meer kosten door incidenten en imagoschade kan ontstaan. Er kan niet voldaan worden aan vereisten uit veranderende wetgeving. Uiteindelijk staat de wettelijke taak om te voorzien in voldoende en adequate onderwijshuisvesting onder druk. Aan de andere kant stijgen de normbedragen voor onderwijshuisvesting jaarlijks met minimaal 2%, met uitschieters van 5-16%. Door projecten uit te stellen, wordt het uiteindelijke investeringsbedrag alleen maar groter.

  1. BTW compensatiefonds

De middelen in het BTW-compensatiefonds groeien jaarlijks met hetzelfde accrespercentage van het gemeentefonds. Vallen de declaraties van gemeenten op het BTW-compensatiefonds lager uit dan er aan middelen inzitten, dan wordt het restant overgemaakt aan het gemeentefonds. Omgekeerd wordt er geld uit het gemeentefonds aan het BTW-compensatiefonds toegevoegd als de declaraties hoger zijn dan er middelen in het BTW-compensatiefonds zitten. De finale afrekening hierover vindt altijd plaats in de meicirculaire na afloop van het desbetreffende jaar. Volgens de begrotingsrichtlijnen van de provinciale toezichthouders mogen gemeenten in hun begroting 2022 en hun meerjarenraming 2023-2026 voor elk jaar uitgaan van een  vrijval van maximaal hun aandeel in deze 192,6 miljoen euro (aandeel onze gemeente € 500.000 structureel). Wij gaan er dus vanuit dat de komende jaren de declaraties van gemeenten op het BTW-compensatiefonds structureel lager uit vallen en dat het restant wordt overgemaakt aan het gemeentefonds. Dit is een financieel risico.

  1. Empatec

In lijn met de gemeente Sûdwest Fryslân is de herstructurering van de sociale werkvoorziening als een risico opgenomen. De herstructurering kan tot gevolg hebben dat de huidige taken die belegd zijn bij de GR/NV meer gaan kosten. Afgelopen jaar was er een extra bijdrage van € 617.000 (raadsbesluit 16 december 2020) nodig. Naar aanleiding van het Keuzedocument wordt een Businesscase Werkleerbedrijf opgesteld. Een van de randvoorwaarden van het Werkleerbedrijf is de aanpassing van de governance. Aangezien dan voldaan kan worden aan het merendeel- en toezichtcriterium van quasi-inbesteden van gemeenten.  Daarnaast levert de GR kwartaalrapportages waarin de realisatie en prognose van het gehele jaar opgenomen zijn. Dat betekent meer inzicht in de financiële situatie van de GR en de NV.
Binnen de Gemeenschappelijke Regeling Fryslân-West wordt gewerkt aan een businesscase voor het Werkleerbedrijf Empatec. In deze businesscase is onder andere aandacht voor de governance die passend is bij het quasi-inbesteden van gemeenten.

  1. Woonplaatsbeginsel jeugd

Door de invoering van het woonplaatsbeginsel worden de kosten voor jeugdzorg ten laste gebracht bij de gemeente waar het kind of de jongere oorspronkelijk woonachtig was. Dit gaat vooral over kinderen/jongeren die uit huis geplaatst zijn en in een instelling verblijven. Op basis van actueel beschikbare informatie verwachten wij dat het om een behoorlijk groot aantal kinderen/jongeren gaat. Daarom schatten wij de kans dat dit risico zich voordoet als hoog in.

  1. Dataverlies, dataconsistentie & gebrek vertrouwen

In 2020 is een onderzoek uitgevoerd naar de staat van dienst van Team Informatie en dan specifiek I&A. Het onderzoek, daarop gebaseerd advies en besluitvorming (basis op orde en governance opnieuw inrichten) heeft geleid tot een capaciteitsuitbreiding waardoor de portefeuille continuïteit en veiligheid als apart aandachtspunt kan worden belegd. Hiermee kunnen bestaande plannen ten uitvoer worden gebracht, verdere maatregelen (met name procesverbetering) worden opgesteld en daarmee zijn voor risicobeperkende maatregelen genomen voor beschikbaarheid van systemen. Daarnaast is een risico dat Devices niet (tijdig) kunnen worden geleverd. Dit risico is met name een gevolg van de Covid-19 pandemie. Het risico kan worden teruggebracht door meer vanuit planning te werken. Verder is een datalek, ongewenste toegang tot systemen en storingen niet te onderschatten risico’s. Er wordt gewerkt aan het risicobewustzijn van medewerkers.

Nieuwe ontwikkelingen

Herverdeling gemeentefonds
Op 12 augustus 2021 hebben de fondsbeheerders de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geïnformeerd over de uitkomsten van de actualisatie van het voorstel voor de nieuwe verdeling van de middelen in het gemeentefonds van 2017 naar 2019 (zie bijlage 3). Het belangrijkste doel van de actualisatie was om te bezien of het voorstel voor het nieuwe verdeelmodel de ontwikkeling over de tijd goed volgt. De actualisatie geeft geen aanleiding om het voorgestelde verdeelvoorstel voor de verdeling van de middelen in het gemeentefonds te herzien (zie bijlage 4). Het bedrag voor onze gemeente is bijgesteld naar € 96 per inwoner voordelig. Er is sprake van voorlopige effecten. Na definitieve besluitvorming door het nieuwe kabinet over de invoering van het verdeelvoorstel zal met de dan bekende gegevens nog een actualisatie plaatsvinden naar 1 januari 2023, het beoogde moment van invoering van de nieuwe verdeling. Deze laatste actualisatieslag zal inzicht geven in de definitieve herverdeeleffecten voor gemeenten. De volgende randvoorwaarden gelden er voor de invoering van het verdeelvoorstel:

  • De nieuwe verdeling wordt stap voor stap ingevoerd, zodat gemeenten voldoende tijd hebben om zich aan de nieuwe financiële situatie aan te passen. Gezien de ontwikkelingen in de gemeentelijke financiën, kiezen de fondsbeheerders ervoor de herverdeeleffecten te maximeren op € 60 per inwoner over een periode van vier jaar, oftewel € 15 per inwoner per jaar. Dit geldt zowel voor gemeenten met een negatief herverdeeleffect als voor gemeenten met een positief herverdeeleffect.
  • De ontwikkeling van de kosten van gemeenten en de invloed daarvan op de verdeling wordt nauwgezet in de gaten gehouden. Als opvallende effecten optreden, voeren de fondsbeheerders onderzoek uit naar verdere verbetering van het model. Vier jaar na invoering (per 1 januari 2027) zal bekeken worden of bijstelling van de verdeling nodig is.
  • gezien het feit dat de grootste effecten van de actualisatie van het verdeelvoorstel onder meer op Jeugd zitten, zal te zijner tijd in samenhang worden bezien hoe om te gaan met de middelen voor Jeugd in het gemeentefonds.

Kort samengevat, er is sprake van voorlopige effecten en er moet nog een actualisatie plaatsvinden naar 2023. Ook het nieuwe kabinet moet nog een besluit nemen over de nieuwe verdeling. Het voorgaande zal geen onderdeel uitmaken van het financieel meerjarenperspectief van de programmabegroting 2022-2025.

Deze pagina is gebouwd op 06/03/2022 11:00:20 met de export van 11/15/2021 07:32:17